Aardbeigeschiedenis

Beetje geschiedenis
In Europa groeit de bosaardbei in het wild. Lijkt helemaal niet op onze moderne kweekaardbei. Hij is klein, geurig en smaakt heel anders. Bij opgravingen van mesolitische vindplaatsen in Denemarken, Neolitische dorpjes in Zwitserland en ijzertijdnederzettingen in Engeland zijn restanten van de aardbei teruggevonden. De Romeinse staatsheer en schrijver Plinius vond ze niet bijzonder smaken. De Romeinen maken er liever gezichtsmaskertjes van.
Pas in de Middeleeuwen gaat men de bosaardbeitjes als plantje mee naar huis nemen en in de moestuin zetten. De dames in de Renaissance-tijd aten ze met slagroom, de heren deden er wijn bij.
De hedendaagse aardbei is een kruising van van twee rassen die op de Amerikaanse continenten groeide. De Engelsen spraken al vol lof over de aardbei die in de dalen van Virginia groeiden. In Chili groeiden stevige, grote aardbeien. Stekken daarvan werden pas in 1713 naar Frankrijk meegenomen door een marineofficier genaamd Frezier. De Chileense plantjes deden het prima, maar droegen geen vrucht. Het waren allemaal vrouwelijke planten, dus de broodnodige pollen ontbraken. Veel later zijn er Virginiaanse aardbeien bij geplant en toen kwam de broodnodige bestuiving wel tot stand. En zo ontstond in Bretagne de voorouder van onze huidige aardbeienrasjes.
Meer hierover in een van de komende nummers van Archeologie Magazine
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage