Van Vlissingen naar Rotterdam - 1
Precies tweehonderd jaar geleden lieten Jacobus de Roos en zijn vrouw Tannetje Hijmans zich uitschrijven als lidmaat van hun kerk in Vlissingen. Drie maanden later staat in de krant hun winkel met inhoud te koop in de Middelburgse Courant.
Zij vertrokken met hun nog levende kinderen naar Rotterdam, lieten veel overleden kinderen op het kerkhof achter. Het moet een ernstig besluit zijn geweest al het vertrouwde achter te laten.

Waarom migreerden zij? Het familieverhaal wil dat de smidse niet genoeg opleverde voor twee gezinnen. Jacobus de Roos was maljenier, had een winkel in ijzerwaren. Daarnaast was hij patriot en als zodanig een tijdje vertegenwoordiger van de middenstand in het gemeentebestuur geweest. En dat op het Oranjegezinde Walcheren.
Vlissingen was een marine-haven en bij Frankrijk ingelijfd. De Franse oorlogsmachine had veel metaal nodig, zodat er een regel kwam die de handel in ijzerwaren en het bezit ervan verbood. Dat maakte de verhuizing tot economische noodzaak.
Zoon Jacobus Mattheus, de nog enige levende zoon van Jacobus en Tannetje, was in november 1807 zestien jaar geworden. Al hun hoop was op hem gevestigd, hij moest vooruit komen. Voor hem moest een toekomst geschapen worden. En die lag niet in het verarmde Vlissingen. Broodarm was de familie zelf overigens niet, ze bezaten verschillende panden en woonden aan de drukke Kleine Markt in het centrum van de stad.

Het verhaal wil dat Pa, dan al een eindje in de vijftig, en Zoon samen naar Rotterdam lopen en dat moeder en dochters met de trekschuit volgen. Dat kan niet kloppen, want over water lopen is zelfs voor een De Roos niet weggelegd. En een trekschuit redt het niet over al dat water. Wat waarschijnlijker is: Vader en zoon zijn vooruit gereisd naar Rotterdam om kwartier te maken. Moeder en dochters volgen met de boot. Vanuit Middelburg werd een geregelde bootdienst onderhouden op Rotterdam. Mogelijk zijn Jacobus en Jacobus Mattheus te voet naar Middelburg gegaan – geen grote afstand vanuit Vlissingen. En mogelijk zijn de dames De Roos met een boot naar Middelburg gereisd. Je kon dat vrouwvolk in februari toch niet door de modder laten banjeren.
Maar het kan ook nog anders zitten. Tannetje de Roos-Hijmans heeft een zus Maria Hijmans, getrouwd met Hendrik de Wolff. Een man die een winkel bezit in Vlissingen en, zo blijkt uit de papieren, veel belasting moet betalen voor haarpoeder. Maria en Hendrik hebben een zoon en een dochter. De dochter trouwt in de loop van 1808 en daarna verhuizen ook Maria en Hendrik met hun zoon naar Rotterdam. Die twee verhalen kunnen door elkaar geraakt zijn. Misschien is het gezin van Jacobus en Tannetje wel gezamenlijk verhuisd, regelde zwager en zus de verkoop van de beide winkels en volgden naar Rotterdam.
Was het een plan van de beide zussen Hijmans? Wilden beide vrouwen hun zonen een nieuw toekomstperspectief bieden in een stad in opkomst? We zullen het nooit precies weten, maar als afstammelingen mogen we wel dankbaar zijn voor deze beslissing. De achterblijvers, twee broers en een zus van Jacobus, hebben het niet ver geschopt.
Zij vertrokken met hun nog levende kinderen naar Rotterdam, lieten veel overleden kinderen op het kerkhof achter. Het moet een ernstig besluit zijn geweest al het vertrouwde achter te laten.

Waarom migreerden zij? Het familieverhaal wil dat de smidse niet genoeg opleverde voor twee gezinnen. Jacobus de Roos was maljenier, had een winkel in ijzerwaren. Daarnaast was hij patriot en als zodanig een tijdje vertegenwoordiger van de middenstand in het gemeentebestuur geweest. En dat op het Oranjegezinde Walcheren.
Vlissingen was een marine-haven en bij Frankrijk ingelijfd. De Franse oorlogsmachine had veel metaal nodig, zodat er een regel kwam die de handel in ijzerwaren en het bezit ervan verbood. Dat maakte de verhuizing tot economische noodzaak.
Zoon Jacobus Mattheus, de nog enige levende zoon van Jacobus en Tannetje, was in november 1807 zestien jaar geworden. Al hun hoop was op hem gevestigd, hij moest vooruit komen. Voor hem moest een toekomst geschapen worden. En die lag niet in het verarmde Vlissingen. Broodarm was de familie zelf overigens niet, ze bezaten verschillende panden en woonden aan de drukke Kleine Markt in het centrum van de stad.

Het verhaal wil dat Pa, dan al een eindje in de vijftig, en Zoon samen naar Rotterdam lopen en dat moeder en dochters met de trekschuit volgen. Dat kan niet kloppen, want over water lopen is zelfs voor een De Roos niet weggelegd. En een trekschuit redt het niet over al dat water. Wat waarschijnlijker is: Vader en zoon zijn vooruit gereisd naar Rotterdam om kwartier te maken. Moeder en dochters volgen met de boot. Vanuit Middelburg werd een geregelde bootdienst onderhouden op Rotterdam. Mogelijk zijn Jacobus en Jacobus Mattheus te voet naar Middelburg gegaan – geen grote afstand vanuit Vlissingen. En mogelijk zijn de dames De Roos met een boot naar Middelburg gereisd. Je kon dat vrouwvolk in februari toch niet door de modder laten banjeren.
Maar het kan ook nog anders zitten. Tannetje de Roos-Hijmans heeft een zus Maria Hijmans, getrouwd met Hendrik de Wolff. Een man die een winkel bezit in Vlissingen en, zo blijkt uit de papieren, veel belasting moet betalen voor haarpoeder. Maria en Hendrik hebben een zoon en een dochter. De dochter trouwt in de loop van 1808 en daarna verhuizen ook Maria en Hendrik met hun zoon naar Rotterdam. Die twee verhalen kunnen door elkaar geraakt zijn. Misschien is het gezin van Jacobus en Tannetje wel gezamenlijk verhuisd, regelde zwager en zus de verkoop van de beide winkels en volgden naar Rotterdam.
Was het een plan van de beide zussen Hijmans? Wilden beide vrouwen hun zonen een nieuw toekomstperspectief bieden in een stad in opkomst? We zullen het nooit precies weten, maar als afstammelingen mogen we wel dankbaar zijn voor deze beslissing. De achterblijvers, twee broers en een zus van Jacobus, hebben het niet ver geschopt.
Labels: Vlissingen Rotterdam De Roos
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage