Vraatzucht

In de Tischfreuden staat als citaat voor 17 november: een stuk hamelengebraad - vooropgesteld dat het net zo week is als het berouwvolle hart van een zondaar - wordt met dezelfde hartkloppingen ontvangen als gefluisterde liefdesverklaringen. Deze uitspraak wordt toegedicht aan Ciacco, die ik alleen ken als de veelvraat uit de Inferno van Dante. En dan het deel dat over vraatzucht gaat. Daarmee is de naam Ciacco toegevoegd aan de literatuur, waarna ook Bocaccio een op eten beluste Ciacco opvoert in de Decamerone. Die was mij tot nu toe ontgaan. Een man die zichzelf graag uitnodigt aan de dis om zijn vraatzucht te voeden. Hieronder een stukje uit de Coornhert-vertaling te vinden op DBNL.
Blondel dede Ciacco met een hongermael een boeverije die hem van Ciacco met een lichaem vol slaghen schalijck vergouden werdt.
De twee-en-veertighste Historie.
Leerende, dat de bedriegher verdient bedroghen te werden.
Tot Florencen was eenen van elckelijck ghenaemt Ciacco, soo leckeren ende gulsigen mensche alsmen oyt gevonden mach hebben: maer zijn renten en waren niet groot genoegh om zijn leckerheyt te voeden: dies hy anders een bequaem man wel ter tonge ende geneuchlijc van klap wesende, niet alleen een Hovelinc, maer oock alle mans gast dagelijcx geworden is, sulcx dat zijnen lust stont te wesen by den rijcken ende den genen die goede Tafel hielden: daer hy dickmael des middaegs ende avonts al ongenoot by bleef eten. Van gelijcken was ten selven tijden binnen Florencen een geheeten Blondello, kleyn van lichame, maer prooper, net ende chierlijck als een jofvrou met een huyve op 't hooft ende met gout geel hayr, so gelijck gestreelt datmer niet een oneffen hayrken en sach, ende was desen Man vanden selven ambachte als Ciacco. Op een morgen inden vasten was Blondello gegaen ter vischmarckt, daer hy voor Messire Vieri de Cherchy ghekocht heeft twee seer groote Lampreyen: het welcke ghesien was van Ciacco, die daeromme terstont by Blondello quam, vragende wel wat beduyt ditte? Gister avondt waerender drie die noch al veel schoonder waren, met een steur ghesonden ten huyse van Mesire Corso Donati: het welcke noch niet ghenoegh zijnde, overmits hy eenige edelluyden ten eten sal hebben, my bevolen heeft dese twee noch te koopen. Sult ghy daer niet mede wesen. Ick weet wel, antwoorde Ciacco: dat ick u daer vinden sal. Daer nae als den middagh ghekomen was, soo ginck hy ten huyse van Messire Corse, dien hy doch voor de deure by zijn ghebueren vandt, dat hy noch niet ter Tafelen en was gheseten: ende vanden selven gevraecht zijnde wat hy ginck maecken heeft hy hem gheantwoordt, mijn Heere ick kome om by u ende u gheselschappe dees noen te eten. Ghy zijt my wellekome sprack Messire Corse, daerom gemerckt het al maeltijdt is soo laet ons gaen eten. Aender Tafelen gheseten zijnde, waren sy inden eersten ghedient met erweten, daer nae werter conijn aengerecht, ende ten laetsten wat ghefrijteerde rivier-visch, sonder yet meer.
Uit: Vijftigh lustighe historien oft nieuwigheden Joannis Boccatij door D.V. Coornhert ed. 1644
Opmerkelijk is dat tijdens de vasten erwten, konijn en tenslotte gebakken riviervis op tafel kwam. Konijn tijdens de vasten? Of wordt hier een woordspeling gemaakt op de eerder genoemde lamprei als vis, maar ook als aanduiding voor jonge - ongeboren? -konijnen gebruikt?
Labels: Ciacco Dante Bocaccio
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage